Het positieve nieuws over het Turkse referendum is dat nu ook landgenoten zónder een migratieachtergrond weten hoe ze straks, op vakantie in de buurt van Antalya, in het Turks ‘ja’ moeten zeggen: evet.
Evet rijmt op njet, het Russische ‘nee’, dat in de Koude Oorlog als leenwoord in onze taal is terechtgekomen en onder meer gebruikt wordt ter aanduiding van een barse weigering. Positief klinkt njet dus niet en eigenlijk geldt datzelfde sinds het referendum ook voor evet. Rond dat woord hangt inmiddels namelijk een beetje het koudeoorlogsgevoel.
Dat komt doordat wij evet – dat van oorsprong een positief en dus verbindend woord is – door de verbeten strijd tussen het ja- en het neekamp in Turkije associëren met polarisatie. Ook de westerse scepsis over het democratische gehalte van het presidentiële systeem dat door de evet-stem mogelijk is geworden, draagt bepaald niet bij aan een positieve bijklank van evet.
De Turkse president hielp na de bekendmaking van de verkiezingsuitslag ook niet echt om evet zijn oorspronkelijke positieve betekenis terug te geven. Hij gebruikte de overwinning van het evet-kamp namelijk meteen om te kunnen polariseren met het Westen. Volgens de Volkskrant van vandaag zei hij gisteren in een overwinningsspeech dat Turkije en hij in het bijzonder ‘worden “aangevallen” door landen met een “kruisvaardersmentaliteit”’ (18-4-2017).
Kruisvaardersmentaliteit?
Mentaliteit is weliswaar een woord dat het goed doet in samenstellingen: combineer het bijvoorbeeld met een beroepsnaam (bakkers-, boeren-, woordenboekmakersmentaliteit) of met een persoonlijkheidstypering (killers-, straatvechters-, vechtersmentaliteit) en je hebt een nieuwe samenstelling. Vatten we kruisvaarder op als de naam van een (oud en verdwenen) beroep, dan betekent kruisvaardersmentaliteir simpelweg de mentaliteit van een kruisvaarder.
Maar net als Balkenendes VOC-mentaliteit een beladen begrip is, wordt kruisvaardersmentaliteit dat ook steeds meer. Kruisvaardersmentaliteit verwijst namelijk steeds meer naar de christocentrische mentaliteit uit de 11de tot de 13de eeuw, die ertoe leidde dat Europeanen naar en door Klein-Azië trokken om de heilige stad Jeruzalem te bevrijden van de ‘ongelovigen’. Als Erdogan het Westen een kruisvaardersmentaliteit verwijt, is hij bezig met religieuze polarisatie, maar hij verwijst óók naar een mentaliteit die dateert uit de periode vóórdat het Ottomaanse rijk (1299-1922) kon worden gesticht, een rijk dat hij misschien wel in ere zou willen herstellen.
Moraalridders
Kruisvaardersmentaliteit is geen splinternieuw woord, maar wel een woord dat we steeds vaker in de media signaleren, waardoor het langzamerhand – in het voetspoor van VOC-mentaliteit – woordenboekwaardig is geworden. Daarom een korte geschiedenis. In de jaren vijftig dook het woord voor het eerst op in de Nederlandse media. Rabiate geheelonthouders die anderen van de drank wilden afhouden, werd een kruisvaardersmentaliteit verweten. Destijds was kruisvaardersmentaliteit dan ook samengesteld met kruisvaarder in de figuurlijke betekenis moraalridder.
In de jaren zestig werd kruisvaardersmentaliteit gebruikt in verband met de ‘beschavingsmissie’ in donker Afrika: het Westen zou daar weleens even de westerse cultuur gaan brengen en de bewoners van de onderontwikkelde landen ‘bevrijden’ van hun onwetendheid. Ook in deze context werd kruisvaardersmentaliteit figuurlijk gebruikt. Ook het communisme werd in de jaren zestig een kruisvaardersmentaliteit verweten, omdat die ideologie toen nog meende de wereld te kunnen veroveren.
Vijandbeeld
Pas eind jaren tachtig, begin jaren negentig kwam kruisvaardersmentaliteit steeds vaker in het nieuws in verband met Turkije en kreeg kruisvaarder in deze samenstelling zijn eigenlijke betekenis terug. Op 13 december 1988 schreef NRC Handelsblad: ‘De Turken beschuldigen Europa bij het minste of geringste van een kruisvaardersmentaliteit. Als ze onderaan eindigen bij het Eurovisie songfestival, of, zoals vorige maand bij de negatieve Uefabeslissing over een uit de hand gelopen partijtje voetbal van de Istanbulse club Galatasaray in Zwitserland. „Dat zijn die christenen die de Turkse voetballers aan het witte kruis van de Rode Zwitserse vlag willen nagelen!”, reageerden de media.’ Drie jaar later stond in dezelfde krant: ‘Het Westen is nog een en al kruisvaardersmentaliteit, aldus de Turkse pers, als zij goed boos is.’
Dat Erdogan Europa een kruisvaardersmentaliteit verwijt, is dan ook niet verwonderlijk. Hij is met dat woord opgegroeid. Maar hij weet ook dat hij met dit woord een vertrouwd underdoggevoel én een oeroud vijandbeeld bij veel Turken aanspreekt. Daarmee is kruisvaardersmentaliteit meteen ook een gevaarlijk woord, dat alleen al daarom in de woordenboeken niet mag worden genegeerd.
Guy Voets
Schrijver vergeet een belangrijk gebruik van kruisvaardersmentaliteit dat er de laatste jaren bijgekomen is: de jihad van IS zegt ten strijde te trekken tegen de kruisvaarders en hun mentaliteit, een verzamelnaam voor alles wat westers is, Europa, Amerika, christendom, westers imperialisme, noem maar op. Erdogan komt zo in nog slechter gezelschap!