Het interessantste artikel in de opiniebladen staat deze week in De Groene Amsterdammer, een longread zou je het kunnen noemen in het neo-Nederlands van hippe mensen, want het essay is naar schatting 4000 woorden lang.
Het is geschreven door Jan Kuitenbrouwer en gaat over internet en dan onder meer over nepnieuws, fantasiefeiten en de beteugeling daarvan.
Het internet leek aanvankelijk een heus nieuwsparadijs: ‘Een nieuwe, machtsvrije publieke ruimte! Precies wat de moderne democratie nodig had. Een wereldwijd digitaal koffiehuis voor rationeel-kritisch debat, zogezegd. Een plek voor ontmoeting en dialoog, tussen alle mensen, klassen en volkeren. Open, transparant en democratisch. Cyberdemocratie!’
Ondertussen is wel duidelijk geworden dat internet een feitenvrij meningenplatform voor de massa is geworden, waar ontaarding op de loer ligt. Daarom verdient het aanbeveling om de verspreiding van informatie via het internet te reguleren.
Ook voor de meesters prikkebeen van de lexicografie is het een interessant artikel. Zo introduceert de auteur de term internetexceptionalisme: de status van uitzonderlijkheid van het internet.
Interessanter is misschien nog wel het woord cyberdemocratie. Wat wordt daarmee bedoeld? ‘Directe democratie in cyberspace’ luidt het ruime antwoord, dat wil zeggen dat burgers direct, via internet, kunnen deelnemen aan het democratische besluitvormingsproces. De keerzijde daarvan is natuurlijk dat die burgers ook rechtstreeks, via internet, door politici kunnen worden beïnvloed, zonder tussenkomst van de pers, die feiten en fictie van elkaar kan scheiden. Bij nader inzien is cyberdemocratie een lastige term om te definiëren. Maar even afwachten of het woord vaker gebruikt gaat worden.
Meningen kunnen gemakkelijk via internet worden beïnvloed door mensen die door een partij (d.w.z. een persoon, een instelling, een bedrijf, een staat) als beïnvloeders (influencers) zijn ingehuurd. In het artikel is in dit geval sprake van een toetsenbordleger. Dat woord is een vertaling van keybord army, dat in het Engels niet ongewoon is. Toetsenbordleger maakt deze week echter in de Nederlandse media zijn debuut. Als mooi alternatief van cyberleger, dat al wel in de Dikke Van Dale staat.
Toetsenbord figureert de laatste tijd vaker in samenstellingen van het type toetsenbordleger. Zo vonden we in 2007 in De Telegraaf eenmalig het woord toetsenbordsoldaat (in het meervoud toetsenbordsoldaten) aan. Voorts vonden we vorig jaar in NRC het woord toetsenbordactivist . In 2014 debuteerde toetsenbordactivisme in Metro. Toetsenbordterrorist is sinds een paar jaar een vrij gewoon woord. Toetsenbordcrimineel is nog ouder.
Opvallend veel van die samenstellingen met toetsenbord hebben trouwens een negatieve betekenis. Misschien weerspiegelt dat wel onze houding tegenover ontwikkelingen op het internet die we niet meer in de hand hebben.
Geef een reactie