Afgelopen weekend schreef Bert Wagendorp in De Volkskrant dat de burger schoon genoeg heeft van het ‘bedonderen, treiteren, aan het lijntje houden, in de maling nemen, schiphollen’ door de overheid. Zijn column ging over Lelystad Airport en het verbaasde hem nóg dat de burger zo lang bereid was in gesprek te blijven met – in zijn woorden – de luchtvaartmaffia.
Eerder dit jaar figureerde het werkwoord schiphollen ook al in NRC (op 10 november), de Leeuwarder Courant (25 oktober) en het Financieele Dagblad (14 en 21 oktober), steeds in ongemakkelijke berichten over de nieuw geplande luchthaven in Flevoland. Hebben we soms te maken met een nieuw werkwoord?
Nee. En ja.
Schiphollen figureert weliswaar opeens vaak in de berichten over Lelystad Airport, maar het is geen werkwoord dat in 2017 is ontstaan. In 2010 troffen we het voor het eerst aan. Op 21 augustus van dat jaar schreef Janny Groen in De Volkskrant: ‘Vorige week sprak ik Pieter Winsemius, en die had het over ‘schiphollen’. ‘Als je niet oppast, word je geschiphold’, zei Winsemius. Oftewel: nadat je een afspraak hebt gemaakt komen er zoveel nieuwe afspraken overheen dat er van de oorspronkelijke afspraak niets overblijft.’
Hoewel het werkwoord schiphollen eerder al weleens aangetroffen was in de betekenis ‘een dagje naar Schiphol gaan om vliegtuigen te spotten’ was de betekenis waarin Winsemius het woord gebruikte destijds nieuw. We mogen ervan uitgaan dat dit werkwoord door hem gemunt is in de betekenis: steeds opnieuw afspraken maken met burgers terwijl de overheid die dit doet van tevoren weet dat ze die niet zal nakomen, als gevolg waarvan de burger de overheid onbetrouwbaar zal gaan vinden’.
Tot afgelopen zaterdag was in de omgeving van het woord schiphollen steeds ook de naam van Pieter Winsemius te lezen. Schiphollen was dus een woord uit zíjn idiolect, sterker nog, Winsemius was tot voor kort de enige die het woord gebruikte (in interviews), het was kortom zíjn woord.
Wat het gebruik van dit woord door Bert Wagendorp in De Volkskrant van afgelopen zaterdag bijzonder maakt, is dat in diens column níét ook de naam van Winsemius voorkomt. Het lijkt erop dat schiphollen na zeven jaar eindelijk volwassen is geworden en op eigen kracht verder de wijde wereld in kan trekken. In feite waren wij als taalgemeenschap dus afgelopen zaterdag bij het lezen van de column van Wagendorp getuige van een historisch moment: een woord dat lange tijd één persoon (Pieter Winsemius) toebehoorde, zette zijn eerste zelfstandige stappen en lijkt vanaf nu deel te gaan uitmaken van onze collectieve woordenschat.
Martijn Doensen
Jammer. Ik had gehoopt dat het woord sloeg op het haasten (‘hollen’) naar de juiste terminal op het vliegveld.