Je zult maar columnist van het Brabants Dagblad zijn en twaalf jaar achter de feiten aanlopen…
Vandaag (10 april 2018) schrijft een oud-hoofdredacteur van die krant een column over vliegtaks onder de titel ‘Schaamte’. Alles goed en wel, tot hij op een zeker moment komt te spreken over connectiviteit. De columnist schrijft: ‘Nu dacht ik altijd de meeste Nederlandse woorden inmiddels wel te kennen. ‘Connectiviteit’ was mij tot op heden ontgaan. Van Dale heeft ook nog nooit gehoord van connectiviteit.’
Opmerkingen van dit type zorgen bij opmaakredacteurs van regionale kranten steevast voor een pavlovreactie: ‘Ha, Van Dale, smullen! Een bekende naam die het goed doet in een quote.’ En daarom lezen we vandaag in het Brabants Dagblad:
Laten we elkaar geen mietje noemen, beste columnist, maar dit is dus nepnieuws, want het trefwoord connectiviteit staat wel degelijk in Van Dale, al sinds 2006:
Omdat ik vrijwel elke ochtend de kranten doorneem op zoek naar mogelijke nieuwe taalvormen, zie ik dit wel vaker: een journalist of columnist treft ergens een woord aan waarover hij wat wil schrijven. Om een ‘bruggetje’, een ‘kapstok’ of een ‘haakje’ naar de betekenis van dat woord te hebben, haalt hij er eerst de Dikke Van Dale bij. Soms – zoals in het geval van de columnist van het Brabants Dagblad – gebeurt dat echter zónder dat woordenboek erop na te slaan of door een oude editie of zelfs een heel ander woordenboek te raadplegen. Het zal wel geen luiheid of gemakzucht zijn – die eigenschappen passen een journalist immers niet – maar een bevredigende verklaring voor dit fenomeen heb ik nog niet kunnen vinden.
Om duidelijk te maken dat het niet de opmaakredacteur, maar de columnist zelf is die verantwoordelijk is voor de quote, na de breek een screenshot van de hele column uit het Brabants Dagblad:
josy
hahaha