Nu we de kredietcrisis overwonnen hebben – voorlopig althans – doemt er alweer een nieuwe crisis op: de privacycrisis. Trouw schrijft er vandaag over en koppelt dit woord aan Facebook: ‘Facebook verkeert in de grootste privacycrisis van deze eeuw.’ Maar je zou ook kunnen zeggen dat wijzelf – twee miljard gebruikers van Facebook – in een privacycrisis verkeren. Het zijn immers ónze privégegevens die dankzij Facebook door al dan niet bewuste datalekken ‘op straat’ liggen.
Het woord privacycrisis stond merkwaardig genoeg slechts één keer eerder in een Nederlandse krant. In 2013 schreef De Limburger over de Amerikaanse geheime dienst NSA (National Security Agency): ‘Ik wil niet zeggen dat we nu in een privacycrisis zitten, maar er worden wel grenzen overschreden.’ (2-11-2013)
Hieruit blijkt dat het woord verschillende betekenissen kan hebben. Het kan met privacycrisis dan ook nog alle kanten op. Als de Googles, Amazons en Facebooks van deze wereld – kortom de internetreuzen – strengere privacyregels opgelegd krijgen, kan dit deze technologiebedrijven wellicht in een crisis storten. Theoretisch kan privacycrisis zelfs gaan verwijzen naar een ‘economische crisis die het gevolg is van de toepassing van strenge privacyregels’.
Waarschijnlijker is echter dat privacycrisis ingeburgerd raakt in de betekenis ‘crisis waarin personen zich bevinden die geen controle meer hebben over hun eigen privacygegevens’ of ‘maatschappelijke crisis die het gevolg is van een grootschalige schending van de privacy van burgers doordat zij geen controle meer hebben over hun privacygegevens’.
Maar misschien loopt het zowel voor Facebook als voor ons, burgers, met een sisser af en komt er helemaal geen privacycrisis en mogen we dit woord dus ook weer vergeten.
Definitie
privacycrisis (v, privacycrises), 1 als een crisis ervaren toestand waarbij burgers geen controle meer over hun privacygegevens hebben 2 economische crisis onder technologiebedrijven die het gevolg is van de toepassing van strenge privacyregels
Geef een reactie